Propaganda, een veelkoppig monster

 

Propaganda van de overheid wordt via de traditionele massamedia – kranten, televisie, en radio – verspreid door medewerkers die daarmee hun inkomen verdienen.

Het eerste en belangrijkste kenmerk van propaganda is de suggestie dat slechts het belang van de burger voorop staat:

“It’s for the greater good” https://www.youtube.com/watch?v=Rj2RCPWDTG4

Mogelijke belangenverstrengelingen of nevendoelen worden zo goed mogelijk geheim gehouden (definitie van complot: afspraken die geheim moeten worden gehouden).

Een tweede belangrijk kenmerk van propaganda is voortdurende herhaling. Niet alleen door de overheidsdienaren van de propaganda inhoud zélf, maar vooral ook in vele krantenartikelen, commentaren, columns, dagelijkse radio- en tv programma’s, talkshows.  Opvallend is daarbij dat de traditionele massamedia vrijwel kritiekloos en unisono de propaganda blijven opvoeren, doorgeven en zo het publiek vertrouwd maken met de verkondigde propaganda boodschap.

Niet alleen de propaganda-zender herhaalt voortdurend dezelfde boodschap, masseert deze door herhaling bij de bevolking in. Herhaling van de propaganda boodschap vindt ook plaats in de echokamers, (door de overheid gefinancierde) praatprogramma’s, (afhankelijke) presentatoren, (afhankelijke) journalisten, bekende Nederlanders, ‘influencers’.

Het is niet goed vast te stellen in hoeverre deze  ‘useful idiots’ zelf ook zijn geloven in de gepropageerde informatie of in hoeverre zij dit doen uit persoonlijk gewin in sociaal of  -extra – financieel opzicht.

Effectieve propaganda bestaat echter niet zonder het tegelijkertijd verminderen of liefst: tot zwijgen brengen van tegengeluiden. Een derde kenmerk van propaganda is dan ook het achtereenvolgens ridiculiseren, demoniseren en ten slotte excommuniceren van de brengers van tegengeluiden.

Bij demoniseren wordt gebruikt gemaakt van het zogenaamde horn-effect: Een horn-effect is de neiging om een persoon (of organisatie, product, etc.) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect. Met andere woorden: het verschijnsel waarbij het oordeel van de waarnemer over een persoon negatief wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een (voor de waarnemer) ongunstig aspect bij deze persoon, ook bij de waarneming van mensen zal de context een grote rol spelen. De term is afgeleid van het Engelse woord “horn”, dat hoorn betekent en in dit geval de tegenhanger van de aureool, de duivelshoorn.

Het doel van demonisering, ridiculisering, shaming, framing is het ongeloofwaardig maken van alle uitlatingen van de tegenstander zonder nog enige inhoudelijke aandacht voor de argumenten.

Het tegenovergestelde van het horn-effect wordt het halo-effect genoemd. Degene die het voorgeschreven narratief uitdraagt is goed, deugt en alles wat deze persoon zegt wordt positief gewaardeerd en voor waar aangenomen. Vaak gebeurt dit onder gelijktijdige verwijzing naar (de argumenten van) de gedemoniseerde opponent die immers vanzelfsprekend niet waar kunnen zijn.

Het demoniseren geschiedt ’top down’: de machthebbers (Kabinetsleden en aan hen gelieerde volksvertegenwoordigers) wijzen het slachtoffer aan, de massamedia geven de boodschap repeterend door waarna deze echoënd door de samenleving verder wordt geïnstalleerd als werkelijkheid.

Aparte vermelding hierbij verdienen de cabaretiers. De voormalige hofnarren vermaken het volk door de menselijke zwakheden te belichten, spot te drijven met ijdele eigenaardigheden.

Waar in vroeger tijden vertrouwd kon worden op hun kritische opstelling ten aanzien van machthebbers, heeft het propagandageweld van het Coronabedrog ook vat op hen gekregen, enkele uitzonderingen daargelaten. Juist door hen werd – en wordt! – het demoniseren van zelfstandig denkende landgenoten in salonfähige grappen gestoken waarmee twijfel en geweten van de conformdenkers konden worden gesust en de eigen populariteit vergroot.

Elders op deze site kunt u lezen hoe het slecht verdragen van cognitieve dissonantie, gevoelde groepsdruk, angstig-afhankelijke predispositie en aangetaste neurale functies mensen er gemakkelijk toe kunnen bewegen om zich te voegen naar de census communis. Deze mechanismen zorgen ervoor dat men zich afkeert van die via propaganda kanalen tot outcast uitgeroepenen: ‘wappie’, klimaatontkenner, complotdenker, racist, fascist, nazi, enzovoort. Dáár wil men niet bij horen.

Arthur Schopenhauer beschreef de woede van de massa jegens de dissident als volgt:

Een andere speciale categorie van actieve propaganda verspreiders betrof tijdens COVID-19 de medische stand. Zowel de koepelorganisatie (KPMG) als veel praktiserende artsen voerden het met veel angstpropaganda ondersteunde overheidsbeleid uit. Het vanzelfsprekende gezag en vertrouwen van ‘de dokter’ droeg in hoge mate bij aan de bereidheid van de bevolking om zich te laten injecteren met preparaten die zonder valide onderzoek werden toegelaten en ten onrechte vaccins werden genoemd (zie: uitgebreide informatie en laatste wetenschappelijk nieuws).

De artsen die wel trouw bleven aan het ‘non nocere’ (berokken de patiënt geen schade) uit de artseneed, werden eveneens genadeloos gedemoniseerd en ook gecriminaliseerd, door zowel hun collaborerende collega’s als door de Inspectie Jeugd en Gezondheid. Dit leidde op zich weer tot angst- en stressverhogend conformerend gedrag van andere.

Een vierde kenmerk van propaganda is censuur. Dit machtsmiddel kan ingezet worden indien ondanks het reeds ingezette demoniseren en excommuniceren, de tegen alle verdrukking in aanwezig blijvende tegengeluiden van critici door de machtshebbers kennelijk als te bedreigend blijven worden ervaren.

De zittende macht meent het patent te hebben op ‘De Waarheid’, eigent zich die toe, duldt daarover geen kritische onderzoekende benadering. Het is NIET feiten willen zoeken, feiten willen bewaken, het is GEEN waarheidsvinding en wat niet correspondeert met het officiële narratief van de machthebbers kan geoormerkt worden als desinformatie die dus bestreden moet worden. Ofwel : Desinformatie bestrijding = narratief bescherming.

Hierbij versterkt het falen van journalistiek en volksvertegenwoordiging als controleurs van de macht de illusie van de door de machthebbers voorgeschreven werkelijkheid en de echo’s daarvan in de samenleving.

Excommunicatie en censuur kunnen mét en zonder overheidsdwang gepaard gaan. De machthebbers kunnen overgaan tot strafrechtelijke procedures (politieke processen) in pogingen om dissidenten het zwijgen op te leggen c.q. te dwingen tot openlijke acceptatie van het officiële narratief. De bedoeld afschrikwekkende werking hiervan kan leiden tot ‘vrijwillige’ zelfcensuur, het zogenaamde chilling effect.

De mix van maatregelen kan een deel van een samenleving verzadigen met het officiële narratief, de voorgeschreven werkelijkheid. De elkaar overlappende mechanismen versterken elkaar en leiden ertoe dat een deel van de burgers meehelpt om zélf mogelijk tegen hen gerichte propaganda te verspreiden.

In hoeverre dat lukt wordt op macroniveau bepaald door de mate van (nog) aanwezige democratische mogelijkheden versus (al) totalitaire controle instrumenten en op microniveau door de individuele veerkracht. Daarbij is doorslaggevend het vermogen om zelf te blijven denken, vragen te blijven stellen, nieuwsgierig te zijn, niet automatisch geloof te hechten aan  alles wat van overheidswege wordt voorgeschoteld en opgelegd en daar genoegen mee te nemen.